Ten geleide
Een Akkadisch Rolzegel, waarop uiterst rechts een godheid op de troon zit. Voor hem staan twee mannen die blijkbaar een lam als offer brengen. In de tekst staat: “Dubsiga, Iliillat, uw dienaar.” Bijzonder is dat tussen de hoofden van de mannen het Zonnestelsel is afgebeeld.
De Zon wordt als ster weergegeven met rondom elf hemellichamen. De Aarde meegerekend kennen we nu tien hemellichamen.
In 1781 werd door F.W. Herschel de planeet Uranus ontdekt. In 1846 volgde de ontdekking van Neptunus en in 1930 de planeet Pluto. Maar in de voorAziatische afdeling van het Pergamonmuseum in Berlijn bevindt zich een akkadisch rolzegel van ruim vierduizend jaar oud waarin deze drie in de laatste eeuwen ‘ontdekte’ planeten haarscherp en op correcte schaal worden afgebeeld (zie afbeelding). Ze cirkelen er samen met de andere planeten, ook op de juiste schaal afgebeeld, om de Zon. Hoe konden deze ‘primitieve’ mensen, vierduizend jaar terug, zonder de technische hulpmiddelen waarover wij vandaag beschikken, dit weten?
Meningen, doorgegeven van wetenschapper op wetenschapper, roesten vaak vast. Verblind door hun eigen fenomenale kennis van hun vakgebied, zijn wetenschappers veelal niet in staat om hun zekerheden te relativeren en er een ander licht op te laten schijnen. En zeker geen licht dat zij niet kennen en dat zij wantrouwen. Zoals het licht van een diepe kennis van verschijnselen bij zogenaamde primitieve cultuurvolkeren. Zij constateren dan met een achteloos gebrek aan werkelijk inzicht dat die oude volkeren dat nooit hebben kunnen weten. Want zij beschikten niet over de middelen en de kennis die wij nu hebben. Het komt bij de meesten niet op en wil er niet in dat er heel lang culturen zijn geweest die op een andere wijze dan de onze kennis en inzicht vergaarden.
In zijn klassieker The Structure of Scientific Revolutions rept de toonaangevende wetenschapsfilosoof Thomas S. Kuhn van een toestand van abnormal science (abnormale wetenschap). Wetenschappers, signaleert hij, raken verwikkeld in filosofische en metafysische discussies over de fundamenten van hun discipline. Er heerst verwarring, want het oude, vertrouwde kader brokkelt af en een nieuw kader ontbreekt vooralsnog. Deze periode van onzekerheid, schrijft Kuhn, kan op twee manieren worden beëindigd: er wordt ofwel alsnog een oplossing voor de belangrijkste problemen gevonden, ofwel er dient zich een nieuw paradigma aan. In het laatste geval is er sprake van een wetenschappelijke revolutie. Volgens Kuhn wordt een nieuw paradigma vaak aangereikt door een buitenstaander met een onbevangen blik.
Zo iemand is immers nog niet geïndoctrineerd door het heersende wereldbeeld.
Zo’n ‘buitenstaander’ met een onbevangen blik is Willem H. Zitman. Als kenner van de oudEgyptische cultuur kijkt hij met andere ogen naar haar verschijnselen. In dit boek ontvouwt hij een nieuw paradigma dat tot een revolutie zal leiden in het benaderen van oude culturen. Willem Zitman laat zien dat de oudste wetenschap der mensheid, astronomie, al in het vijfde millennium voor Christus door de Egyptenaren werd beoefend. Zij wisten nog van een samenhang van verschijnselen. Door hun waarnemingen konden ze komen tot de ontdekking van de tijd. Meer nog, ze waren in staat een hemel op aarde te creëren. Niet alleen het piramideveld, maar zeer vele heilige plaatsen zijn geconstrueerd naar het ‘beeld van de hemel’, zoals Willem Zitman in dit boek op overtuigende wijze laat zien. De kosmos was uitermate belangrijk voor de Egyptenaren. In de kosmos weerspiegelden de goden zich. Osiris en Isis en vooral ook Horus, de hemelse Mens, verschenen aan het zichtbare firmament en gaven richting aan het leven op aarde.
In de gefragmenteerde moderne wetenschap wordt de betekenis van religie niet meer verstaan. Toch vormde de religie honderden eeuwen lang de grondslag voor het menselijk bestaan. Kennis van de kosmische verschijnselen was een religieuze noodzaak. Profetisch waren de woorden van Hermes Trismegistus toen hij twintig eeuwen terug zei:
Weet jij dan niet Asclepius, dat Egypte het beeld van de hemel is? Liever gezegd, het is de verblijfplaats van de hemel en alle hemelse krachten. Wanneer we de waarheid mogen zeggen: ons land is de tempel van de kosmos. En je behoort ook te weten dat er een tijd zal komen waarin zal blijken dat Egyptenaren de godheid tevergeefs hebben gediend, en dat al hun religieus handelen waardeloos zal worden geacht.
Willem Zitman laat in dit majestueuze boek zien dat de woorden van de oude wijzen niet hebben afgedaan, al wijzen hedendaagse astronomen en egyptologen klassieke teksten van Griekse en Romeinse auteurs af. Ze passen namelijk niet in de eenzijdige constructies die de moderne wetenschap opgezet heeft. Ook een innerlijke beleving van religie past niet meer in de opgetrokken bouwwerken en ingenomen stellingen. Wie echter oog heeft voor al deze, vaak genegeerde, verschijningen nadert het wezen van de Egyptische cultuur en maakt het zichtbaar voor ons. Daar is kennis van zaken, moed en doorzettingsvermogen voor nodig. Daarvan getuigt dit boek dat ik dan ook van ganser harte kan aanbevelen aan de ontvankelijke lezer.
Jacob Slavenburg